/files/nws/057/Indicatiestelling.jpg

Keerpunt 4: Kostenbeheersing in de jeugdhulp leidt nu vooral tot duurdere zorg

18 mei 20

Doorgewinterde controllers (vaak afkomstig uit andere sectoren dan de zorg) legden ons kort na de transitie al uit dat er twee manieren zijn om op kosten te sturen, namelijk via prijs of kwantiteit (P*Q). Wanneer prijs moeilijk blijkt te zijn, zie o.a. de rechtszaak in Haaglanden, wordt er vaak gekozen om op kwantiteit te sturen. Dit leidt er meestal toe dat de toegang tot hulp wordt benut om minder, of meer specifieke, verwijzingen te krijgen.

In werkelijkheid is er in de jeugdhulp echter helemaal geen sprake van een P*Q werkelijkheid waarbij eenvoudig kan worden gestuurd op P of Q. Dienstverlening die aansluit bij de behoefte van de cliënt past vaak moeilijk binnen de uniforme productenstructuren van inkoopregio’s. Het roept daardoor administratief geknutsel op, om toch een goede vergoeding voor de dienstverlening te krijgen. Daarnaast blijkt het bij de toegang meestal heel moeilijk om te bepalen welk specifiek product nodig is.

Verschillende gemeenten zagen enkele jaren geleden al dat financieren op basis van P*Q moeilijk aansluit bij het DNA van zorg en ondersteuning. De oplossing die daarvoor vaak gekozen wordt is resultaatfinanciering, een oplossing die in de zorg ook al langere tijd bekend is in financieringsmodellen van zorgverzekeraars. Door kostendruk en een versplinterd aanbod werd resultaatfinanciering in de jeugdhulp echter op individueel niveau ingevoerd en dus niet op collectief- of populatieniveau zoals bij zorgverzekeraars. Om te illustreren hoe complex het is om met op cliëntniveau specifieke resultaten af te spreken en waartoe dit kan leiden, is Amsterdam een goed voorbeeld. Het heeft daar geleid tot duurdere zorg, meer bureaucratie en langere wachttijden.

Inmiddels is het Utrechts model een voorbeeld voor veel gemeenten, vooral omdat de kostenoverschrijdingen daar beperkt zijn. Utrecht gaat uit van lumpsum financiering voor grote aanbieders waarbij ruimte wordt gemaakt en niet op cliëntniveau in producten wordt gedacht, maar in transformatiedoelstellingen op organisatieniveau. In deze financieringswijze wordt de aandacht van het traditionele denken in producten en bestaand aanbod verlegd naar de vraag wat individuele cliënten daadwerkelijk nodig hebben aan zorg en ondersteuning. Het is mooi om te zien dat ruimte geven hier niet leidt tot extra kosten en zich terugverdient in passender en betere zorg.

Vergeleken met sturen op P*Q of financieren op basis van individuele resultaten is het sturen en financieren op transformatiedoelstellingen van aanbieders een bemoedigende weg. Bemoedigend omdat het laat zien dat meer en specifiekere beheersing niet altijd leidt tot minder kosten. Dit kan werken tot het belemmert waar het uiteindelijk om draait: goede zorg.

Goede zorg en ondersteuning worden alleen bereikt wanneer professionals goed worden gefaciliteerd en ruimte hebben om die goede zorg en ondersteuning te kunnen leveren. De wijze waarop kosten worden beheerst moet daarop aansluiten. Goede zorg kan immers alleen efficiënt en effectief zijn wanneer het niet wordt belemmerd door bureaucratisme dat professionele zorg beperkt tot de uitvoering van een aantal betaalbare producten.


Erik Schep
Adviseur Bureau Obelon
Rotterdam, 18 mei 2020